Vaak wordt er verbaasd gekeken als we vertellen
dat tegenwoordig op de pabo onderzoek belangrijk wordt gevonden. Bij het woord
onderzoek schieten er allerlei beelden en oordelen door onze hoofden en de
media met de fraude op wetenschappelijk onderzoeksgebied heeft hier geen goede bijdrage
aan geleverd. Wat maakt dan dat we op de Pabo-HvA dit toch willen en belangrijk
hebben gemaakt?
Allereerst wil ik dan het onderscheid maken tussen
wetenschappelijk onderzoek (waarvan het doel is een bijdrage te leveren aan de
maatschappij en de wetenschap in het bijzonder) en praktijkonderzoek (waarin de
eigen praktijk en werkplek centraal staat). Wij willen graag de studenten aanzetten tot ‘systematisch nadenken en
uitproberen met betrekking tot een probleem waarvoor je een oplossing zoekt
(Kallenberg et al., 2011. p. 91)’.
Het grotere doel is een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het
onderwijs in het algemeen en eigen lesvaardigheden en individuele kinderen in
het bijzonder. Dit heeft ook te maken met onze snel
veranderende maatschappij die steeds meer een lerende samenleving wordt en de
ontwikkelingen in de technologie die elkaar snel opvolgen (Simons, 1999).
Om studenten voor te bereiden op het
afstudeeronderzoek starten we in jaar 1 met practica onderzoeksvaardigheden.
Voorbeelden hiervan zijn ‘systematisch kijken naar kinderen (observeren)’,
‘documenteren en analyseren’, interviewen en systematisch vragen stellen. Deze
practica verbinden we met de praktijk door een beroepsopdracht te formuleren
waarbij de studenten in hun eigen stageklas bijvoorbeeld kinderen op
systematische manier gaan observeren of waarbij studenten ouders gaan
interviewen over verwachtingen van de school. Hierbij nemen we student in jaar
1 bij de hand, laten we ze in het tweede jaar meer los (gaan dan zelf hoofd- en
deelvragen formuleren) om ze tot slot in opdracht van de school in hun LIOjaar
een afstudeeronderzoek te laten maken.
Wat levert dit nu op? Het laatst genoemde
practicum , systematisch vragen stellen, vindt plaats in het eerste gedeelte
van jaar 2, waarbij de studenten aan de hand van de hoofdvraag; “Hoe ga je om
met verschillen tussen kinderen?” aan de slag gaan om een kritische
beginsituatie vast te stellen. Dit doen zij zodat zij beter voorbereid periode
twee in de stage aan de slag gaan en meer hun onderwijs kunnen afstemmen op de
verschillende kinderen binnen hun eigen stageklas. Eén student trok de volgende
conclusie:
“In mijn lessen ga ik voor divergente
differentiatie: elk kind gaat op eigen tempo en niveau door de stof, elk met
eigen leerdoelen. Ik wil bewust minder sterke kinderen vaak een beurt geven. Omdat
zwakkere kinderen vaak minder opvallen is de valkuil dat alleen sterke
opvallende kinderen een beurt krijgen. “
Jeantine Geleijnse (coach Pabo)